Albert Sohie (1873 - 1927)
Men zegt
dikwijls dat gelukkige mensen geen geschiedenis hebben... en nochtans, Albert Sohie heeft
het geluk gehad zijn jeugddroom te kunnen verwezenlijken. Hij heeft nochtans ook een
geschiedenis die we hier kort samenvatten.
In de verwezenlijking van zijn droom werd hij door verschillende factoren geholpen; de
familiale omgeving vooreerst, de familiekring die hem toeliet datgene te volbrengen wat
bij beslist had te doen.
Kasteel van Terheyde (gemeentehuis).
Albert Sohie zag het levenslicht te Hoeilaart op 8 september 1873. Zijn vader Remy, op
dat ogenblik 29 jaar oud, had in november 1872 Marie Virginie Weustenraad gehuwd. die nog
erg jong was. Zij was de dochter van een apotheker. Zij legde zich met ijver en toewijding
toe op de opvoeding en het onderricht van haar kinderen. Zij had er drie. In 1875 had zij
het leven geschonken aan een zoon Michel. In 1878 werd hun dochter Suzanne geboren. Albert
ging naar de lagere school te Hoellaart. Daarna zette hij zijn studies voort aan het
atheneun van Elsene. Maar het was vooral onder de weloverwogen leiding van zijn moeder dat
hij zijn vorming kon vervolmaken. Dat hij sinds zijn prille jeugd een duidelijke voorkeur
toonde voor de geestelijke waarden, zich voor de geschiedenis en de letterkunde
interesseerde, had hij aan zijn moeder te danken. Sinds zijn vroege jeugd toonde hij ook
een artistieke aanleg. Hij hield ervan te tekenen en met kleuren om te gaan. Eens zijn
middelbare studies voltooid, legde hij er zich op toe zijn artistieke vorming te
vervolmaken door kunstgeschiedenis te studeren. Hij hield van de klare tonaliteiten en de
afwezigheid van schaduw, zoals die door de Franse impressionisten voorgestaan werd en door
wie hij zich liet inspireren. Zoals zij moest hij de landschappen zien in volle lucht om
de kleuren ervan te ontleden.
De Lindenboom op Bakenbos (grens
Hoeilaart, Overijse en Terhulpen).
Het waren natuurlijk zijn ouders die hem de mogelijkheid en de volledige vrijheid
zullen geven zich volledig op zijn kunst toe te leggen,
Hij genoot ervan alle hoekjes van Hoeilaart en Overijse, alsook de omgeving van het
Zoniënwoud op doek te kunnen vastleggen waarbij zijn voorkeur uitging naar kleine
woningen; als onderwerp koos hij de hoeven en de simpele woningen, die hem door hun
soberheid aanspraken.
In elk geval was hij een trouwe aanhanger van de "school van Barbizon', nimmer kon
hij ertoe besluiten een werk te maken dat niet naar de natuur zou geschilderd zijn. Hij
diende een onderwerp te hebben, eender hetwelk, waarvan hij een uitstekende weergave kon
maken op het schilderij, en waarbij hij met lichteffecten kon spelen of het op
verschillende uren van de dag kon schilderen volgens de zich wijzigende lichtinval en het
wolkenspel.
Het pachthof van Terheid (hoeve nabij
't gemeentehuis).
Zijn moeder stierf in 1901, slechts 42 jaar oud. Zijn vader, die thuis alleen
achterblijft, geeft hem de vrijheid zich verder met zijn kunst bezig te houden zonder hem
te vragen dat hij meewerkt in het serrenbedrijf 'Sohie frères', dat de voortrekker
geweest was voor de teelt van de tafeldruif in warme serren. Zijn vader Remy hield zich
vooral bezig met de arbeiders, die met het telen belast waren, te leiden.
Tijdens een tentoonstelling van zijn werken in 1894 had Albert de kans voor het eerst
in contact te komen met een breder publiek. Dit contact bleef echter bijna zonder gevolg.
Daar hij geen enkele financiële nood had, kon hij er niet toe besluiten zijn kunst te
verzilveren, hij ging dan ook door met schilderen voor de eigen voldoening.
De Molenvijver (terrein Eendracht
Hoeilaart)
Zijn duidelijk conservatieve geest zag met spijt hoe Hoeilaart, zijn geboortedorp,
veranderde door de ontwikkeling van de druiventeelt. Als kunstenaar werd hij zeker
ontgoocheld deze industrialisering te moeten meemaken. Toen hij zag dat in de loop der
jaren. de meeste hoekjes. de meest pittoreske plaatsen de plaats moesten ruimen voor die
eenvormige constructies van ijzer en glas, zag hij zich gedwongen elders onderwerpen te
zoeken die waardig waren op doek vereeuwigd te worden.
De dood van zijn vader in 1908 laat hem thuis alleen achter. Zijn broer Michel
anderzijds stierf reeds op 11 februari 1899 terwijl zijn zuster Suzanne in 1898 getrouwd
was met dokter Dessy. Zij had Hoeilaart verlaten om zich te Overijse te vestigen. Na vier
jaar huwelijk was zij weduwe geworden, een dochter Yvonne was hun geboren. Suzanne zal
hertrouwen met dr. Armand Denisty.
Overijse, omgeving Leegheide
Albert verliet Hoeilaart waar niets hem nog weerhield. Ten oosten van Turnhout had hi j
een natuurreservaat ontdekt (de heide en dennebossen van Oud-Turnhout) en hij vestigde
zich voorlopig te Turnhout. Het was toen dat hij het geluk had er de heer en mevrouw
Surincx, een burgerpaar, te ontmoeten. Deze aanvaardden hem als pensioengast op te nemen.
Wat in het begin een samenwonen en een goede verstandhouding was tussen Albert en zijn
gastheren, verstevigde zich in de loop der jaren. Vlug ontstond er wederzijdse waardering
en genegenheid die zich later versterkte. De Surincx kwamen net hun eigen kind, een
dochter, te verliezen. Al de genegenheid die ze haar hadden betoond, ging nu over op
Albert Sohie. In die nieuwe thuis, bevrijd van elke materiële en huishoudelijke zorg, kon
hij verder zijn kunst beoefenen. De Surincx hadden net een nieuwe woning gebouwd in de
Kerkstraat te Oud-Turnhout. Het land van dit goed reikte tot de boorden van de Aa. Over de
rivier strekte zich een grote lap woeste grond uit, die te koop was. Albert kocht deze. In
1910 liet hij hierop een groot atelier bouwen In Vlaamse Renaissancestijl. Het atelier
ontving het licht langs een enorm groot venster. dat uitzag op een klein vijvertje,
aangelegd langsheen de boorden van de Aa. Deze vijver omringd door treurwilgen, was
verfraaid door veelkleurige waterlelies. Albert Sohle had zich hiervoor duidelijkerwijs
laten inspireren door datgene wat hij had kunnen zien te Giverny bij een eerste bezoek aan
Claude MONET bij wie hij zozeer de tuinen en de waterlelies bewonderde.
Het geheel van het atelier met de tuin, de schilderachtige vijver, de grote
groententuin werd verbonden met het perceel bewoond door de Surincx door middel van een
brug over de Aa en zo vormde het geheel een homogene en complementaire eigendom; in de hof
van de Surincx bevond zich nog een neerhof, wat aan het achtergelegen gedeelte van de
woning een levendig en veelkleurig spektakel bracht.
Onbekende hoeve.
Albert had zo het atelier van zijn dromen kunnen bouwen en wat meer is, hij had het
kunnen inplanten in een omgeving rijk aan hem aangename landschappen. Albert was nochtans
nauw in contact gebleven met zijn zuster Suzanne die na haar huwelijk met dr. Denisty in
het Brussels herenhuis verbleef dat ze zich had laten bouwen aan de IJzerlaan 24. Suzanne
trachtte er haar broer van te overtuigen te komen wonen in het herenhuis dat hij
ondertussen op dezelfde IJzerlaan gekocht had, het nr. 23. Hoewel het helemaal ontworpen
was voor een schilder, met een ingericht atelier in de nok, kon Albert er nooit toe
besluiten zich te vestigen in Brussel. Daar hij in Oud-Turnhout en zijn omgeving niet
alleen een natuurlijk reservaat met landschappen die hem bevielen, gevonden had, maar ook
bij de Surincx een sympathieke thuis die aan zijn gevoeligheid voldeed, alsook een
volledig uitgerust atelier, wou hij de plek niet verlaten. Dankzij de vriendschapsrelaties
die ontstaan waren met de plaatselijke autoriteiten. had hij de toelating gekregen op de
Liereman-heide een barak te plaatsen waarin hij zijn schildersezel opborg alsook zijn
voorraad doeken, borstels en kleuren. Hij kon er gaan schuilen bij grote koude of bij
slecht weer en er zich dagen ophouden. Het is daar dat mevrouw Surincx of haar dienstmeid
hem boterhammen brachten of wat versnaperingen zodat dit hem toeliet door te werken zonder
dat hij naar zijn huis in de Kerkstraat moest gaan voor het middagmaal. Omdat hij graag
alle schilderachtige hoekjes van dit natuurlijk reservaat wilde vastleggen op doek,
beschikte hij ook over een soort schildershuisje op wielen, beweegbaar dus. Hij gebruikte
het om, beschermd tegen weer en wind, zich in de nabijheid te zetten van de verschillende
plaatsen die hij wilde schilderen.
De Koldamvijver (A.Biesmanslaan).
Albert Sohie zet op die manier zijn artistiek leven verder. bijna als eenzaat.
Nochtans,de lange winteravonden bracht hij niet alleen door. Voortgeholpen door de
huiselijke kwaliteiten van zijn gastheren, had hij van zijn kant ook het genoegen te zien
dat de heer Surincx ook in het schilderen belang begon te stellen. In dit domein blonk hij
minder uit dan in de keuken, waar hij een uitstekende kok bleek te zijn. Zijn kwaliteiten
als amphytrio gecombineerd met een goed gevulde wijnkelder, maakte van de woning van de
Surincx een ontmoetingsplaats die opgezocht werd door vele bezoekers. De gastvrijheid die
men er aantrof was hartelijk en ze werd des te meer gewaardeerd daar ze vrij liet van
wedergave en bezield werd door het genot van het gesprek. Daar hij zich geen enkele
materiële zorg hoefde te maken, kende Albert Sohie toen de gelukkigste jaren van zijn
leven zowel als mens en als kunstenaar. Zijn vader had hem een rente nagelaten die ten
overvloede al zijn uitgaven en zijn noden dekte. Na de dood van zijn vader in 1908 erfde
hij die, maar hield zich niet bezig met het beheer ervan. Toen zijn zuster met haar tweede
man, Armand Denisty, het geheel van het beheer van het serrenbedrijf 'Sohie frères"
overgenomen had, kreeg Albert van haar ook een rente die het deel vertegenwoordigde dat
hem toekwam. De oorlog breekt uit in augustus 1914. Albert, vergezeld van zijn gastheren
de heer en rmevrouw Surincx, belandt in het noorden van Frankrijk, in Le Havre waar ze een
tijd verblijven met dr. Denisty, Suzanne en haar dochter Yvonne. In 1915 wordt dr.
Denisty, die chirurg was, overgeplaatst naar Olivet bij Orléans waar hij de
oorlogsgewonden verzorgt. Suzanne Denisty neemt dienst als militaire verpleegster. Albert
moet zich erin schikken de schoonheid van de Loirevallei te schilderen.
Eind 1918 komen de Surincx met Albert terug in ons land en vinden er hun woning terug
in de Kerkstraat in Oud-Turnhout. De Denisty's keren weer naar Brussel.
D'holle straat (Edgard Sohiestraat).
Daar Albert Sohie op die manier gedwongen werd in Frankrijk te verblijven, werd hij er
ook toe gebracht er de schoonheid van te waarderen. Dat is de reden waarom hij vanaf 1920
regelmatig samen met zijn zus en schoonbroer Frankrijk en zijn verschillende streken gaat
bezoeken als toerist. In 1923 brengt hij opnieww een gedenkwaardig bezoek aan Giverny. bij
Claude MONET. Hij had de schilder die hij het meest bewonderde, willen terugzien. Het was
voor hem een grote vreugde de heerlijke tuinen weer te vinden, die sindsdien beroemd
geworden tuinen met hun waterlelies die de onbetwiste meester van het Expressionisme zo
prachtig had weergegeven. Bij de Franse provincies die hij bezoekt is er ondermeer
Bretagne. Hij keert er elk jaar weer, waarbij hij bij voorkeur te Ploumanach verblijft.
Getroffen door de danteske majestuositeit van haar rotsen krijgt hij er niet genoeg van
orn gedurende zijn verblijven aan de Bretoense kust dit beeld van die granieten blokken,
somberrood van kleur, gedeeltelijk bedekt door veelkleurige algen, op doek vast te leggen.
De ruwheid en de soberheid van dit spektakel was hem bijzonder bevallen en hij had er
voldoening in het te schilderen, wat hij deed tot in 1926 wanneer zijn gezondheid begon
achteruit te gaan.
Liefhebber als hij was van een goed stuk vlees en van goede wijnen. werd hij
gehandicapt door een zekere zwaarlijvigheid die hij niet kon intomen. Hij was een volgzame
patiënt in de handen van zijn dokter, dr. Proost uit Turnhout, die erin slaagde zijn
pijnen te verzachten. Deze riep dr. Gaston Sohle (zijn kozijn) uit Antwerpen er bij ter
consultatie. De 2 geneesheren konden niets tegen het onvermijdelijke ... Hij overleed op 1
december 1927 in volkomen helderheid van geest, diegenen dankend die hem behandeld en
verzorgd hadden en tot bij zijn laatste adem zijn opgeruimdheid en voorbeeldige kalmte
bewarend.
Hij werd begraven op het kerkhof van Oud-Turnhout bij het portaal van de kerk, omringd
door de eerbied en de grote waardering van hen die hern gekend hadden. Hij liet zijn
goederen (zijn atelier en zijn herenhuis aan de IJzerstraat 23) na aan zijn zuster en zijn
schoonbroer, die op hun beurt respectievelijk stierven in 1934 en 1953. Daar dokter
Denisty in 1940 hertrouwde met Elisa LEBON werd deze, als weduwe Denisty, in 1953
eigenares van het geheel der schilderwerken van Albert Sohie.
Interieur oude onbekende Hoeilaartse
woning.
Indien Albert Sohle niet gekend is door het publiek, valt dit te verklaren door het
feit dat hij nooit de noodzaak aangevoeld heeft een doek te verkopen, daar hij inkomsten
had uit de renten die hem toegekend waren door zijn vader en later door zijn zuster, Hij
had ook geen enkele commerciële aanleg, hij verkoos eerder gewoonweg andermans sympathie
voor zijn werk. Het was noodzakelijk voor hem dat zijn werk in de smaak viel en hij hield
ervan weg te geven. Alle werken die onder het publiek verspreid zijn, zijn alle
schenkingen.
Heel zijn leven had hij zich toegelegd om op zoek te gaan naar het schone. Hij was een
verwoed lezer van de klassieke schrijvers. Hij bezat een grote wellevendheid. Maar hij kon
zich ook op het peil van de gewone man stellen, steeds evenwel met een grote
bescheidenheid. Hij versmaadde alles wat lelijk was, onwaardig of grof. Hij gebruikte
steeds een verzorgde taal met een spreker die hem met 'U' aanspraak, terwijl hij toch
trachtte zich op andermans peil te zetten.
Maar uiteindelijk was datgene waarvan hij het meest hield zich in zi,jn hut alleen neer
te zetten en er de verschillende aanblikken van zijn geliefde Liereman te Oud-Turnhout te
schilderen.
Daar rust hij naast zijn gastheren. de heer en mevromv Surincx, waarvoor hij als het
ware een aangenomen zoon geworden was.
Dr. Jean SOHIE Antwerpen, 25.7.1987 (uit het tijdschrift 'ZONIEN'
van mei 1988)